Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Brandweerwet 1985

 

Artikel 18a
1
Er is een Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding. Het instituut bezit rechtspersoonlijkheid.
2
Het instituut heeft de volgende taken:
a
het verzorgen van de officiersopleidingen voor de brandweer die met een rijksexamen als bedoeld in artikel 15 worden afgesloten,
b
het verzorgen van de door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan te wijzen andere opleidingen die met een rijksexamen als bedoeld in artikel 15 worden afgesloten,
c
het werven en selecteren van kandidaten voor opleidingen, bedoeld onder a en b, en
d
het ontwikkelen van leerstof en instructiemethoden en -middelen voor de opleidingen, bedoeld onder a en b.
3
Het instituut kan andere werkzaamheden verrichten dan die welke uit de in het tweede lid genoemde taken voortvloeien, voor zover het betreft:
a
het verzorgen van andere opleidingen op het gebied van de brandweerzorg en de rampenbestrijding dan die welke in het tweede lid, onder a en b zijn bedoeld, en van oefeningen op dat gebied,
b
het werven en selecteren van kandidaten voor opleidingen en oefeningen, bedoeld onder a,
c
het ontwikkelen van leerstof en instructiemethoden en -middelen voor andere opleidingen dan die welke in het tweede lid, onder a en b, zijn bedoeld,
d
het vaststellen van examenreglementen voor opleidingen die niet met een rijksexamen als bedoeld in artikel 15 worden afgesloten,
e
het ontwikkelen, in stand houden en beschikbaar stellen van expertise met betrekking tot de brandweerzorg en rampenbestrijding en
f
het verrichten van andere activiteiten die de deskundigheid van personen op het gebied van de brandweerzorg en rampenbestrijding of het functioneren van de organisaties waarvoor zij werkzaam zijn, bevorderen.
4
De in het derde lid genoemde werkzaamheden mogen niet leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte van private aanbieders van vergelijkbare diensten en worden tegen kostendekkende tarieven verricht.
5
De inkomsten van het instituut bestaan uit:
a
de kosten die het instituut bij de uitvoering van de in het tweede lid bedoelde taken en de in het derde lid bedoelde werkzaamheden bij derden in rekening brengt,
b
de bijdragen, bedoeld in artikel 18e, eerste lid, en
c
andere baten.
6
Het instituut trekt geen gelden aan die dagelijks of op termijn opvorderbaar zijn. In afwijking van de eerste volzin is het het instituut toegestaan ter overbrugging van tijdelijke kastekorten bij een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht tijdelijke kredieten in rekening-courant op te nemen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •